Onderweg naar Rose Gums reden we door de "rollende" heuvels van het Atherton tafelland. Een paar foto's vanuit de auto doen dit mooie landschap geen recht, maar we konden moeilijk zomaar stoppen op de bochtige tweebaansweg. Met "mooi landschap" zeg ik niets teveel, maar ooit was dit allemaal regenwoud. In 1873 zagen de eerste ontdekkingsreizigers meteen de waarde van de bodem en de regenwouden in. Een jaar later begon men met de kap van de cederbomen en binnen tien jaar waren alle rode ceders verdwenen, behalve op de plaatsen die zeer moeilijk of niet toegankelijk waren. Andere boomsoorten viel al snel hetzelfde lot ten beurt: de vraag was groot en de houtwinning en -verwerking was zeer winstgevend. Het regenwoud werd als een onuitputtelijke bron beschouwd totdat in de twintiger jaren van de volgende eeuw de zorg om het ongelimiteerd kappen van het regenwoud toenam. In bescheiden mate werden - tegen het verzet van de settlers in - enkele beschermende maatregelen ingevoerd, maar dat kon niet voorkomen dat de houtkap in de Palmerston regio tot in de tachtiger jaren doorging en nagenoeg alle wouden, behalve de meest ontoegankelijke, waren verdwenen. Niet alleen boeren vestigden zich op het nieuwe land. Ook teruggekeerde oorlogsveteranen kregen na WOI stukken land toegewezen. Dat had niet altijd succes, omdat deze oud-soldaten niet allemaal landbouwervaring hadden.
Zoals we onderweg al hadden gezien, kwamen in het kustgebied veel suikerriet- en bananenplantages in de plaats van het regenwoud. In het tafelland zagen we vooral uitgestrekte landerijen met koeien en theeplantages. In Malanda staat een grote zuivelfabriek. Nerada Tea is de grootste producent van Australische thee.
Gelukkig hebben de veranderende inzichten omtrent het belang van het regenwoud tenslotte tot een keerpunt geleid. De Wet Tropics zijn in 1988 toegevoegd aan de Wereld Erfgoedlijst. De Wet Tropics Community, bestaande uit honderden vrijwilligers en landeigenaren, zetten zich in voor het behoud van het regenwoud o.a. door het opkweken en herplanten van regenwoudbomen en -planten. Het terrein van Rose Gums was na WOI evenals de omliggende landerijen ook ontbost, maar niet geschikt gebleken voor veeteelt en weer min of meer dichtgegroeid. Het huidige regenwoud op het Rose Gums landgoed is het resultaat van het beheer en herbebossingsprogramma dat Jon en Peta Nott zijn begonnen toen ze in 1994 Rose Gums stichtten. Met bloeiende struiken en planten probeerden ze de oorspronkelijke insecten en vogels weer terug te lokken. Op de website vertellen zij daar meer over en de presentatie de volgende ochtend vulde deze informatie verder aan.
Een gravelweg leidde langs enkele boerenbedrijven naar Rose Gums en daar reden we het bos in!
De ontvangst op de receptie was hartelijk. We kregen wat tips voor uitstapjes en we schreven ons in voor de wildlife viewing de volgende morgen. En toen was het tijd om ons treehouse op te zoeken. Het bleek een geschakelde "boomvilla". We hebben wel eens in een primitieve boomhut in de Ardennen gelogeerd, maar met dat soort verwachtingen hoefden we hier niet aan te komen. Ons onderkomen bleek een prachtig gebouwd, stoer houten huis op palen op een open plek in het bos te zijn met alle comfort; heel ruim met een grote keuken en luxe, ruime badkamer, twee slaapkamers en een grote veranda over de gehele breedte van het huis. En deze bood uitzicht over het regenwoud. We hebben dit als een van de meest bijzondere en mooiste accommodaties van onze reis ervaren, privacy ten top, puur natuur, en we wisten van tevoren al dat we hier met slechts 2 nachten verblijf tijd tekort zouden hebben.
Er zijn op dit terrein zo'n 160 vogelsoorten waargenomen, naar men zegt; we zaten er met onze neus bijna bovenop en ik had gehoopt een paar mooie foto's te kunnen schieten. Maar dat bleek nog niet zo eenvoudig. De rondwandeling met een gids bleek niet mogelijk helaas, wel was er een overzicht van de meest voorkomende vogels en waar je die kon aantreffen. Maar zoals altijd: je hoort ze meer, dan je ze kunt zien - tussen al dat blad, dat levert halve vogels of vage beelden op; de afstanden zijn groot en de omstandigheden niet ideaal; je moet eigenlijk de tijd hebben om rustig ergens te gaan zitten of staan, waar je de dieren kunt aantreffen op het juiste moment. Twee nachten zijn dan tekort, de volgende dag hadden we inmiddels al vol gepland. Maar we hebben onze tijd zo goed mogelijk benut. De eerste middag sloten we af met vogelspotten vanaf onze veranda en de ochtend begonnen we ermee.
Geen mooie foto, maar for the record: een eastern spinebill, een van de vele soorten honingeters, die in het noordoosten van Australië voorkomen. Deze zagen we nu voor het eerst. Er zijn hier genoeg bloemen waar ze op afkomen.
Macleays honeyeater en ook de bruine honingeter hadden een sterke voorkeur voor deze bloemenstruik, die op enige afstand beneden onze veranda stond.
Rechts een red-browed finch in de planten naast ons huis. Zo ook het vogeltje links, maar die heb ik nog niet kunnen thuisbrengen, evenmin als het bruine vogeltje beneden, dat blijkbaar een bad had genomen en zichzelf in een boom naast het pad zat op te doffen. Niet schuw.
Tegen achten merkten we al aan de papegaaien dat het tijd werd om naar de receptie te gaan voor de wildlife presentatie. Daar vertelde onze gastvrouw een klein groepje gasten iets meer over het landgoed en hoe destijds ook met wat extra voedsel de oorspronkelijke fauna werd aangemoedigd om het nieuw aangelegde woud weer te gaan bewonen. Dat bijvoederen deden ze wel met mate om de dieren niet afhankelijk te maken en het heeft goed resultaat gehad. Voor de gasten wordt dat 's morgens nog steeds gedaan, terwijl we wat meer over deze vogels leren.
De veelkleurige rainbow lorrikeets kom je overal in het oosten van Queensland tegen, de grotere groen-rode king parrot is meer regio gebonden. In tegenstelling tot de lorrikeets hebben de koningsparkieten maar één nest per jaar. De mannetjes zijn de enige Australische papegaaien met een compleet rode kop, de vrouwtjes hebben een groene kop en borst. Beide soorten staan garant voor een opgewekt en oorverdovend lawaai tijdens hun ontbijt.
De Australian brush turkey. Deze kalkoenachtigen waren inmiddels evenmin als de lorrikeets vreemden voor ons. Je komt ze overal tegen, van het wilde regenwoud tot op de druk bezochte stranden. De gele kraag van de vrouwtjes is smaller en kleiner dan die van de mannetjes. Het mannetje op de foto demonstreerde zijn dominantie door voortdurend alle andere mannetjes weg te jagen. Het is tenslotte paartijd en deze vent kan heel wat vrouwtjes bedienen. Hij is zo gek nog niet om ook nog voor de eieren te zorgen. De vrouwtjes leggen deze in een hoopje bladeren en afval, een soort composthoopje, waarvan het mannetje de juiste temperatuur regelt door het open of dichter te maken; hij hoeft er niet op te zitten. Zodra de jongen uit het ei komen, jaagt hij ze het warme nest uit en moeten ze het verder zelf maar uitzoeken.
De musky-rat kangaroos lieten zich op een afgeschermd donker plekje in het bos lokken door de uitgestrooide maiskorrels. Ze waren met z'n tweeën en we zouden deze beestjes nooit zelf ontdekt hebben, want ze waren bijzonder schuw. Het is een oude buideldiersoort, die men aanvankelijk voor een rat heeft aangezien, maar waarvan later is komen vast te staan dat het een soort kangaroo is. In feite zelfs een soort oer-kangaroo.
Ook hier ontbrak de bush stone curlow niet en op een kabel hoog boven de weg zagen we een forest kingfisher. De mooie kromgetakte boom langs het weggetje was het vaste aanvliegpunt voor een soort kites - ik denk whistling kites - die we nog vaker in groepen bij elkaar zouden zien.
Een grey currawong in de lucht en koereigers en ibissen in het land bij de koeien.
Beide dagen van ons verblijf hebben we afgesloten met een barbecue op de veranda. Met muzikale begeleiding, niet door vogels, maar door cicaden, zoals de tweede avond bleek. Evenals de eerste avond zette het orkest om 19.00 uur stipt in - met lage tonen, kort daarop versterkt met een sectie toontje hoger, onmiddellijk gevolgd door de hoogste gillers, aanzwellend tot een werkelijk oor-pijnigende kakofonie. en dan ineens, een klein kwartier later, was het weer helemaal stil. Een grote groene cicade landde in onze deuropening en bevestigde dat we er niet ver naast zaten met ons vermoeden dat het om krekels ging.
De laatste ochtend hebben we nog een korte wandeling in het bos gemaakt. Helaas hebben we geen kasuarissen meer kunnen zien, maar wel de prachtige oude eucalyptusbomen waarnaar de lodge is genoemd. Er staan hier nog een paar oude woudreuzen, te groot voor onze lenzen.
Een green catbird, hoog op de tak, maar het enige moment dat hij tussen het gebladerte vandaan kwam. En nog wat kleurrijke onderbegroeiïng.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten