Zondagochtend. Helaas, we hadden best nog meer willen zien van KI, maar ons vertrek stond geboekt voor 10.30u om onze reis op het vasteland te vervolgen. Ik zou iedereen die van ver komt, willen aanraden om minstens 3 nachten c.q. 2 volle dagen op het eiland te verblijven: er valt veel te zien en te beleven, terwijl de afstanden best groot zijn, en bovendien is de oversteek vice versa behoorlijk prijzig. Maar zeker de moeite waard! Wij hebben er in ieder geval volop van genoten.
Van Cape Jervis reden we aanvankelijk dezelfde B23 richting Adelaide terug, maar ter hoogte van Wilunga volgden we niet over de A13, maar de B23 naar het noorden. Na enige tijd stuurde Google maps ons van die weg af de binnenwegen op en hoe we precies over al die landwegen gereden hebben, was niet helemaal duidelijk, maar ergens bij Callington zijn we op de A1 gekomen. Het landschap was een uitgestrekte verte van heuvels, verspreide boerderijen met eindeloze weiden van geel droog gras met her en der eucalyptusbomen, waar vooral schapen en soms rundvee een vrijheid van bewegen hebben, waarvan onze veestapels in hun wildste dromen geen weet hebben. Bij Murray Bridge steekt de A1 (Princes Hwy of S Eastern Fwy) de Murray River over, met meer dan 2.500 km de langste rivier van Australië.
Voort ging het over de freeway (de staat Victoria kent geen tol) door het kale schapenland. De eentonigheid werd onderbroken door een zonnepanelenveld en energiecentrale en af en toe een dorpje, dat zich langs de snelweg uitstrekte; zoals het historische plaatsje Tailem Bend of de eenvoudige straten van Coomandook, tot we in Coonalpyn een waardig stadje vonden om te stoppen, alleen al voor de mooi beschilderde silo's. Wat ik met de foto's en dit verhaal zeggen wil is dat de afstanden die we moesten afleggen (270 km vanaf Cape Jervis - ca. 3 uur nonstop rijden) nooit te groot waren, maar dat het vaak saai en daardoor vermoeiend rijden was.
Deze bijzondere siloschilderingen van de hand van Guido van Helten dateren van 2017. De graansilo's zijn bijna 30 m hoog en kunnen je niet ontgaan als je door de stad rijdt. Er is een groot parkeerterrein met sanitaire voorzieningen en een café voor een oppepper onderweg.
Onze trek in koffie en een hapje hebben we bewaard voor de cottage, die we 40 minuten verderop, een paar kilometer voorbij Tintinara vonden. De eerste, korte blik op het enorme en rommelige erf was niet zo bemoedigend, maar na het warme welkom en een verkenning van het huisje en onze terrastuin, waren we helemaal enthousiast. De cottage was gezellig vintage, comfortabel en met zoveel liefde en aandacht voor detail ingericht, dat we ons meteen thuis voelden. Rondom het huisje was een terras met verschillende zitmogelijkheden, zon/schaduw, een bbq, vrolijke planten, rozenstruiken en citroenbomen. De koelte hadden we allang op Kangaroo Island achter ons gelaten; in het binnenland was het warm, dus we konden ervan genieten.
Dit terras bood uitzicht op het enorme erf en de landerijen aan de westkant. Prachtige eucalyptusbomen zaten vol met allerlei vogels. Deze streek die men de Murray Mallee noemt, staat bekend om de "mallee scrub", een vegetatiezone die gekenmerkt wordt door de bijzondere groei van de eucalyptusbomen: met meerdere stammen vanaf de grond en niet hoger dan ca. 4 m. Sinds 1880 werd zo'n 80% van deze vegetatie verwijderd ten behoeve van de landbouw, waardoor deze bomen alleen nog in beschermde gebieden voorkomen. Mijn indruk is dat een aantal van de bomen op dit terrein nog tot de oude vegetatie behoren. Het roestige restant van een antieke tractor vertegenwoordigde de landbouwhistorie van O'Deas.
In de boom voor ons terras ontdekten we o.a. weer een nieuwe papegaaiensoort, de veelkleurige eastern rosella's.
Daar bleef het niet bij: ook de red-rumped parrot / grass parrot was voor ons nieuw. De eerste naam dankt deze papegaai aan de rode rug, deels onder de vleugels verborgen, van het mannetje. Zowel het mannetje als het vrouwtje hullen zich verder in betoverende tinten groen/blauw/geel. Deze vogel komt algemeen voor in zuidoost Australië, maar vooral in de Murray Mallee.
Het erf is heel groot, er wordt van alles gedumpt, een georganiseerde puinhoop. Ik vond het prachtig.
Oude gebouwen achter op het terrein herbergen nu tractoren (nieuwe!) en andere werktuigen en materialen. Ooit was een van deze schuren het eerste huis van de oorspronkelijke eigenaren, maar toen het na gezinsuitbreiding te klein werd, is in 1900 de grotere en comfortabeler cottage gebouwd, die nu als vakantiehuis dienst doet. De huidige eigenaars, Scott en Nerida met hun kinderen, wonen in het nieuwe huis aan de andere kant van de oprijlaan. De oude schuren bieden overigens nog steeds onderdak aan nieuw leven: we vonden er een nestje van willy wagtails.
De noisy miner is een honingeter, die zijn naam eer aandoet, vooral als hij zijn territorium verdedigt tegen soortgenoten of zelfs andere vogelsoorten. Hij staat daarbij als behoorlijk agressief bekend en op plaatsen waar veel van deze miners zitten, zijn er vaak weinig andere vogels. Bij O'Deas vormden de noisy miners een hele groep en die deed de naam eer aan toen er een bruine valk landde in een van de andere bomen. Overigens lieten de verschillende vogels die hier al genoemd zijn evenals de gallah papegaaien en magpie larks, zich niet afschrikken door het dominante gedrag van deze vogels.
Aan het eind van de middag ging Scott met de hond het land op om een kudde schapen bij elkaar te drijven in de kooi. Hij houdt schapen en rundvee, deels heel jong aangekocht, deels eigen fok. Het aantal ha land ben ik vergeten, maar waar wij over mega stallen spreken, zou ik dit mega bedrijven noemen - in oppervlakte en aantallen.
Wat ik voor schapen aanzag, waren in feite 9-maanden oude lammeren. Deze ochtend was al een kudde opgehaald, morgenochtend zou deze kudde worden gehaald voor de slacht. Uiterlijk voor het eind van het eerste levensjaar mogen de dieren nog als lammeren worden verkocht; als schaap brengen ze veel minder op vanwege de sterkere smaak. Bovendien begint het gras nu te rijpen en de irritante graskruipers, waarvoor ik een half uur nodig had om ze uit mijn gympen te pulken, zijn zowel voor de maag als voor de vacht van de dieren een crime - ook weer met gevolgen voor de prijs. Daar komt nog bij dat nu de zomer komt, de grasopbrengst en voedingswaarde van het land minder wordt. Er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt en er wordt niet bijgevoerd. Dus het meeste vee wordt nu verkocht en jong vee, dat minder consumeert, zal binnenkort hun plaats innemen. Slimme bedrijfsvoering.
O'Deas is de enige plaats waar wij maar 1 nacht zijn gebleven. Het was een tussenstop naar de Grampians. Wel een heel fijne!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten